A-Z indexsite

Geert Cappelaere

Geert Cappelaere (België) is sinds 2017 UNICEF’s regionaal directeur voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Voordien was hij o.a. UNICEF-vertegenwoordiger in Sierra Leone, Jemen en Soedan.

Wat is uw academische achtergrond en hoe heeft dit volgens u uw carrière beïnvloed?

Ik heb aanvankelijk sociale pedagogiek gestudeerd aan de universiteit in Gent. Nadien kreeg ik de kans om aan de universiteit te beginnen werken en ik heb tijdens die periode bijkomend criminologie en mensenrechten gevolgd. Die opleidingen waren heel gerichte keuzes, want ik ben altijd heel erg gedreven geweest door hoe sociale problemen zich vertalen in individuen. Maar als ik moet nadenken over wat mijn carrière binnen de VN heeft geïnspireerd, is het waarschijnlijk veel eerder mijn bijdrage aan internationale verdragen, in het bijzonder kinderrechtenverdragen. Voor mij was het belangrijk om universele instrumenten te hebben, gebaseerd op fundamentele principes, die samenlevingen kunnen gebruiken wanneer ze in een probleemsituatie terechtkomen.

Wat was uw eerste job binnen de Verenigde Naties?

Op een bepaald ogenblik werd het voor mij erg moeilijk om allerlei activiteiten te combineren, en kreeg ik de kans om het eventjes voltijds bij UNICEF in New York te proberen. Ik heb wel lang getwijfeld: midden jaren 90 was de VN voor mij heel belangrijk als instituut, maar het was ook een instituut dat gepaard ging met veel bureaucratie, paperassen en processen, terwijl ik eigenlijk onafhankelijk wou blijven tegenover de bureaucratie. Maar als ik de denkoefening maakte welke organisatie de autoriteit had om voor een zo groot mogelijke groep kwetsbare kinderen een zo groot mogelijk verschil te maken, kwam ik telkens weer bij UNICEF uit. Altijd, ook vandaag, blijf ik zeggen dat ik niet met UNICEF getrouwd ben, maar zolang UNICEF het grootste verschil blijft maken voor kinderen, blijf ik bij UNICEF. Na zes maanden in New York voelde ik dat ik mijn tijd aan het verdoen was. Ik vond dat het tijd was om de internationale regelgeving rond kinderrechten in de praktijk te brengen en ik ben naar Genève getrokken om er het eerste programma van UNICEF in samenwerking met de Wereldbank te leiden. Op dat ogenblik waren er beelden te zien over de situatie van kinderen in Oost-Europese instellingen. Het ging bijvoorbeeld om gehandicapte kinderen, weeskinderen, of kinderen uit gezinnen die het moeilijk hadden. Om tot de EU toe te treden moesten die landen een politiek hebben om kinderen uit instellingen te halen, ze in de samenleving op te vangen en alternatieven te gaan ontwerpen. UNICEF en de Wereldbank werkten samen om landen daarin te ondersteunen. Toen heb ik de macht en autoriteit van UNICEF gevoeld: culturele praktijken die al decennia bestonden veranderen, met een enorme impact voor kinderen, maar ook preventief landen op een andere manier naar sociale problemen laten kijken.

Geert tijdens een bezoek aan Jemen
Geert tijdens een bezoek aan Jemen. ©UNICEF

Wat houdt uw huidige job in en wat zijn de meest uitdagende en de meest lonende aspecten ervan?

Momenteel ben ik UNICEF’s regionale directeur voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika en overzie ik UNICEF-operaties in twintig landen, van Marokko in het westen tot Iran in het oosten. Vandaag speelt het overgrote deel van gewapende conflicten zich af in het Midden-Oosten en ook bij geopolitieke machtsverhoudingen die zich ontwikkelen zie je het Midden-Oosten als speelplein. In dat opzicht is het een heel boeiende periode voor de regio. Het is een boeiende politieke realiteit, maar jammer genoeg een realiteit met schrijnende toestanden en een verscheurende impact op kinderen. Zij zijn het belangrijkste slachtoffer van oorlogen. Oorlogen waarvoor ze helemaal geen verantwoordelijkheid hebben. In de meer dan twee jaar dat ik in de job zit, zijn er duizenden kinderen vermoord, voor hun leven gehandicapt, miljoenen kinderen die niet langer naar school kunnen, die sterven door ziektes die we eenvoudig kunnen voorkomen… Er heerst dan een heel grote druk op bijvoorbeeld UNICEF om zoveel mogelijk verandering te brengen. Enerzijds door onze programma’s op het terrein, anderzijds door in de globale politieke arena de stem van en voor die kinderen te zijn. Af en toe is dat heel erg frustrerend en deprimerend, maar de positieve zijde is dat je in dit soort situaties de onvoorstelbare weerbaarheid van kinderen ziet. Kinderen uit Aleppo die verminkt zijn bijvoorbeeld, die geven niet op. Ze zetten dat allemaal opzij en zeggen: ‘Wij willen vooruit.’ UNICEF is dan een organisatie waar kinderen naar kijken om de hoop die ze hebben te helpen realiseren.

Wat wordt er volgens u over- of onderschat aan werken voor de Verenigde Naties?

Mensen kijken naar de VN als een organisatie die alle oorlogen en problemen in de wereld gaat oplossen alsof het een organisatie is die dingen voor zichzelf kan beslissen. Jammer genoeg is de sterkte van de VN ook haar zwakte: de VN is de Verenigde Naties en wat die vereniging van naties doet, is wat de naties zelf willen dat er gedaan wordt. De VN kan alleen maar bewerkstelligen wat individuele naties willen garanderen. Maar in veel problemen van oorlog, gewapende conflicten, diepe armoede, is de VN ook vaak de speelbal van belangen van landen. Als de VN er echter in slaagt om alle naties achter een bepaalde agenda te krijgen, dan kan de organisatie wel degelijk een verschil maken, ook wat betreft kinderrechten. Zo was UNICEF onlangs als enige in staat om met rebellengroepen te gaan praten om kinderen te vaccineren. Maar onze momenten van macht en glorie worden jammer genoeg overschaduwd in aantal door momenten waarin we ons in een situatie van onmacht bevinden, zelfs wanneer het over kinderen en kinderrechten gaat.

Welk concreet advies zou u geven aan jongeren die vandaag een loopbaan bij de VN aspireren?

Go for it. Er blijft een soort mystiek over de VN hangen dat je er iemand moet kennen die de deur gaat openen omdat je er anders niet binnen raakt, maar vergeet dat. Als je echt geïnteresseerd bent om op schaal een verschil te maken in de wereld, dan moet je op de deur van een organisatie als UNICEF kunnen kloppen. Het is geen makkelijke werkomgeving: je laat je wereld, de wereld waarin je bent opgegroeid en je comfortzone grotendeels achter je en af en toe knaagt dat wel. Toch zie je telkens weer dat wat je achtergelaten hebt groot was, maar waar je terechtkomt groter kan zijn. Maar ik zie te weinig Belgische, Vlaamse jongeren binnen de VN en UNICEF, dus bij deze, een warme oproep om jullie zeker niet te laten ontmoedigen. Het is een schitterende carrière, als je daar geïnteresseerd in bent.

Geert tijdens het interview voor Faces of the UN
Geert tijdens het interview. ©UNRIC

Zelfs tijdens je studies kan je een stage van een paar maanden doen. Dat is dan een soort appetizer voor wat het werk uiteindelijk inhoudt en wat de organisatie doet. Als je afgestudeerd bent, bestaan er programma’s als UN Youth Volunteer. Eigenlijk is dat niet echt als vrijwilliger, want je krijgt een compensatie die je toestaat om ervan te leven. We kunnen het ook helpen mogelijk maken om een paar maanden vrijwilligerswerk te doen. Er zijn dus wel wat laagdrempelige instapmogelijkheden om de smaak te pakken te krijgen. Klop ook aan bij bijvoorbeeld de overheid, want die sponsoren jongeren om bij de VN te gaan werken. En zoals ik eerder al in een interview zei: zeer vaak bij beslissingen of diplomatieke vergaderingen waar ik bij betrokken ben, is het waarschijnlijk het gezonde boerenverstand dat mij begeleidt, niet mijn jaren opleiding of ervaring. We zouden als Belgen onze ongetwijfeld grote dosissen gezond verstand in de wereldpolitiek moeten kunnen brengen.

Ontdek onze andere Gezichten van de VN.

Meest recent